De Kindermond – Opiniestuk Carnaval Aalst – Sarah Smeyers
“Mama, haten wij de joden ook?”, zo klonk de vraag van mijn oudste dochter (12) terwijl ze haar boterham met (te veel) choco naar binnen werkte. Het was een doordeweekse ochtend in het najaar 2019 en de kwestie over het al dan niet erkend blijven van ons Aalsters Carnaval als Unesco werelderfgoed was laaiend actueel. “Joods Actueel”, zou ik vroeger en nu woordspelend durven gekscheren…
Meestal wuif ik filosofische debatten die onze gejaagde ochtendroutine nog meer kunnen verstoren weg met de belofte het er later nog eens over te hebben… Maar deze vraag duldde geen uitstel: “Natuurlijk niet, schat! Waar haal je dat nu?”
“Ze zeggen dat we gelachen hebben met de joden tijdens de stoet en daarom moeten wij nu van de lijst. Ik ben zo bang dat Carnaval nu gaat verdwijnen, mama!”
Tot dusver had de jongste naar goeie gewoonte het gesprek rustig aanhoord om dan plots te concluderen: “Dus wij haten de joden niet. De joden haten ons.” Alweer een uitdagende stelling die evenmin een uitstel van antwoord kon verdragen…
“Tijd om naar school te vertrekken. We hebben het er wel nog eens over…”
Intussen wil geen enkele Aalstenaar het er eigenlijk nog over hebben. “’t Es giejn avans, ze goon ons noeit nie verstoon.” Toen de directeur van onze lagere school inging op mijn vraag om mevrouw Regina Sluszny in dialoog te laten treden met onze leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar, wist ik dus dat ik me op glad ijs waagde. Zowat alle politici hadden zich al openlijk uitgesproken over de situatie en quasi alle media hadden al ettelijke keren gepoogd de kwestie uit te vergroten tot een onoverkomelijk schisma tussen lokale en nationale politici. Dus zei ik tegen mezelf: “Vergeet het, Smeyers, je gaat alleen maar olie op het vuur gieten.”
Maar ik kon het niet vergeten. De gedachte dat onze kinderen, die de traditie van Aalst Carnaval in hun DNA hebben, zaten te twijfelen of ze nu wel of geen antisemiet waren zonder ooit al van dat woord gehoord te hebben, deed me huiveren. Het feest dat 3 dagen lang zo goed het belang van gemeenschapsvorming en van identiteit bewijst, werd opeens zo onterecht het mikpunt van elke politiek correcte en incorrecte denker. Ik vrees dat ik het ook nooit zal verstaan.
Ik wilde iets doen. Eerder als moeder dan als politica. Kinderen met een gezonde geest doen gelukkig nog niet aan politiek. Hun woorden, gedachten, vragen, reacties, meningen, … hoeven nog niet direct onder de noemer van deze of gene partij te vallen. Misschien zijn zij dus nog het meest geschikt om via mevrouw Sluszny aan de hele joodse gemeenschap duidelijk te maken dat onze stoet helemaal geen wansmakelijke aaneenschakeling van racistische uitlatingen wil zijn. Misschien worden zij wel geloofd als ze herhalen dat het absoluut niet de bedoeling is ook maar iemand als persoon, als individu, als lid van een (geloofs)gemeenschap, als deel van een bevolkingsgroep, te kwetsen. Integendeel: je bent geen échte Carnavalist als je met de bedoeling om te kwetsen afzakt naar Aalst. Dan hoor je er niet bij. Misschien krijgen zij wel uitgelegd dat het een eer is om afgebeeld te worden in de stoet. “Joepie, we hebben jou 7 keer gezien, mama! Maar die ene pop in gele bikini… zo mooi zie jij er toch niet uit hoor…”, gniffelden mijn dochters vorig jaar.
De kindermond dus. En zowel de schooldirecteur als mevrouw Sluszny stemden in.
Ik hoorde mevrouw Sluszny op de radio getuigen over hoe ze de oorlog overleefde: een pakkende getuigenis van een moedige vrouw. Ik vertelde haar aan de telefoon hoe ze me aan mijn grootmoeder deed denken, toen die me voor het slapengaan zo vaak dezelfde oorlogsverhalen vertelde. Over den Duits, den Engelsman en de Canadees die respectievelijk kaas, chocolade en sigaretten meebrachten. Over het beeldhouwwerk dat haar vader had weggegeven in ruil voor wat vlees. Over de kelders op de Sinte Annalaan (toen Stalinlaan) waar de muren uitgeslagen werden om naar de buren te kunnen vluchten bij een bombardement. Over hoe ze toch naar school moest. Over de dag dat een meisje, wiens ouders vlakbij de Zeebergbrug woonden, niet meer naar school kwam…
Deze herinneringen en trauma’s moeten aan de jeugd doorverteld worden. Vanuit verschillende perspectieven. Dat verruimt hun geest, dat leert hen waarom zaken soms gevoelig kunnen liggen.
Vorige vrijdag arriveerden de foorkramers in Aalst. Vanuit het slaapkamerraam van de kinderen zie je enkele van de kermisattracties. En we hebben de gewoonte om voor het slapengaan met de lichten uit nog even naar die flitsende en flikkerende neons te kijken en te luisteren naar de in de verte joelende menigte. En plots hebben we het er weer over. “Ik ben zo bang dat alle journalisten volgende week met opzet gaan zorgen dat iedereen weer denkt dat wij allemaal slechteriken zijn…”.
“Ik ook, schatjes. Ik ook.”