...

Pleiten voor de vrijlating van een terrorist is ongezien

handboeienPleiten voor de vrijlating van een terrorist is ongezien zegt Koen Metsu

N-VA-Kamerlid Koen Metsu vindt het ongezien dat net nu uitlekt dat bepaalde politici in het verleden er alles aan deden om een terrorist uit Irak weg te halen, en dit onder valse voorwendselen. “Dit terwijl deze regeringsploeg met rasse schreden een volledig vernieuwd veiligheidsbeleid uitstippelt”, zegt Metsu. “De commissie Terrorismebestrijding heeft het afgelopen half jaar al veel nieuwe initiatieven besproken en gestemd en zal er alles aan blijven doen om goede wetgevende voorstellen erdoor te drukken. Soms lijkt het wel of men dit potentiële gevaar in het verleden volledig genegeerd heeft en dat wij van een wit blad moesten beginnen.”

Dat Oussama Atar pas na 22 maart op de officiële terreurlijst kwam, is – op z’n minst gezegd – opmerkelijk. De persoonlijke vriend van IS-leider Abu Bakr Al Baghdadi smokkelde na de afzetting van Saddam Hoessein in 2003 nog wapens naar Irak. Pas op 23 maart van dit jaar gingen verschillende alarmbellen af, waardoor hij aan de lijst werd toegevoegd. Eén dag voordien lieten 32 mensen het leven nadat de neven van Atar zich zowel op de luchthaven als op de metro opbliezen.

“Oussama Atar zou een groot aandeel hebben gehad in de organisatie van die aanslagen. Vandaag zou Atar ondergedoken leven in Brussel en wordt hij opnieuw gezocht. Dat lijken mij vijgen na Pasen. We kunnen dit het OCAD niet verwijten, vermits de terreurlijst in 2012 nog niet bestond”, legt Metsu uit.

Het feit dat leden van onze eigen regering ervoor hebben gezorgd dat Oussama Atar uit de Iraakse gevangenis werd vrijgelaten, is volgens Metsu hallucinant. “Belgische politici hebben zich voor de kar van een gevaarlijke terrorist laten spannen. De personen die tien jaar geleden zo’n onverantwoorde keuze hebben gemaakt, zullen daar persoonlijk verantwoording voor moeten afleggen. Ik zal dit tot op het bot uitspitten.”

Of terroristen nu wel of niet op de lijst van het OCAD staan, mag geen invloed hebben op de manier waarop ze worden opgevolgd. Op de OCAD-lijst komen bij uitstek verdachten voor met een aantoonbare link met Syrië en Irak. “We moeten realistisch zijn”, zegt Metsu. “Niet alle 614 personen die op de lijst staan, kunnen permanent gevolgd worden. Dat is gewoon niet haalbaar. Je moet weten dat er twaalf speciaal opgeleide personen nodig zijn om één individu te volgen. Hiervoor hebben we momenteel de manschappen niet.”

Naast de OCAD-lijst is er nog de lijst van het Plan R. Daar staan veel meer namen op van personen die in België dreigen te radicaliseren of reeds geradicaliseerd zijn. Een derde belangrijke lijst, die momenteel in opmaak is, is deze van de haatpredikers. Elke mogelijke link met Syrië, Islamitische Staat of salafistisch gedachtegoed moet goed worden onderzocht.

De OCAD-lijst is vanzelfsprekend goed om een basis te hebben, maar Metsu vindt dat er vroeger moet worden opgetreden. “We moeten een aantal concrete stappen zetten om de samenwerking tussen alle relevante actoren op het terrein te verbeteren. Dit kunnen we doen door ook meer te investeren in de lokale integrale veiligheidscellen. Medewerkers van het OCMW, leerkrachten, maar ook straathoekwerkers en wijkagenten moeten hun informatie met elkaar kunnen delen. De informatie die zij vergaren, is vaak even waardevol als de informatie die de overheid of de politie over een verdachte heeft, omdat ze zo dicht bij de situatie staan.”

Minstens even belangrijk zijn de gespecialiseerde afdelingen in gevangenissen. Momenteel zijn er 40 plaatsen voor veroordeelde terroristen. In die afdelingen worden zij op de voet opgevolgd en ook behandeld. Maar momenteel zijn er nog 38 plaatsen vrij. “Betekent dit niet gewoon dat we te laks omgaan met personen die een bedreiging vormen voor onze gehele bevolking? We moeten ervoor zorgen dat we terroristen sneller kunnen en mogen vasthouden”, aldus Metsu. “Binnenkort zal de commissie dan ook bespreken welke nieuwe initiatieven er nodig zijn. Ook dat is een uitdaging voor deze commissie, waar we een evenwicht moeten vinden tussen pertinente wetgevende initiatieven en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.”