...

Nederlandstalige Brusselse wachtdienst is niet meer

wachten“De Nederlandstalige Brusselse wachtdienst is niet langer”, stelt Brussels N-VA parlementslid Liesbet Dhaene. De samenwerking tussen de Nederlandstalige wachtdienst en haar Franstalige tegenhanger is een feit geworden zonder noemenswaardige bijkomende taalgaranties en was het resultaat van doorgedreven inmenging van het RIZIV. “De samenwerking was enkel mogelijk omdat het RIZIV de regels plots veranderde”, aldus N-VA Kamerlid Yoleen Van Camp: “Hoewel Maggie De Block beweert dat de beide stemmingen een ander voorwerp hadden en aldus andere regels golden, weet iedereen dat het in feite over exact dezelfde stemming ging.”

Een eerste voorstel tot samenwerking werd in november 2014 afgeketst, omdat er geen 70% meerderheid werd behaald, hetgeen bij belangrijke beslissingen (zoals samenwerkingen) steeds de regel is. Daarop werd op 27 maart 2015 exact hetzelfde voorstel tot samenwerking voorgelegd, met een gelijkaardige uitslag. In principe zou de samenwerking dus opnieuw afgewend zijn. Echter paste het RIZIV in deze tweede stemming de regels onverwacht aan en stelde plots dat een 70% meerderheid niet langer nodig was maar dat een gewone meerderheid volstond. Het voorstel werd aldus aangenomen op 27 maart, met een nipte gewone meerderheid.

Kamerlid Yoleen Van Camp voelde minister De Block hierover aan de tand “Volgens mij werd minister De Block verkeerd geïnformeerd. Zij beweert dat de eerste stemming ging over een totale fusie van de kringen waarbij een 70% meerderheid noodzakelijk is, terwijl de tweede stemming over een “samenwerking” zou gaan, waarbij een gewone meerderheid volstaat. De waarheid is echter dat er zowel bij de eerste als de tweede stemming gestemd werd voor een samenwerking met de Franstalige huisartsenkring in het kader van een gezamenlijke organisatie van de wachtdienst. Het RIZIV had dus geen enkele reden om de regels aan te passen”, besluit Van Camp. “Dat het RIZIV beslissingen neemt die tot doel hebben de samenwerking van de wachtdiensten door te drukken tegen de wil van een groot deel van de Nederlandstalige huisartsen in Brussel, is hallucinant”.

Dat de Nederlandstalige huisartsen aarzelend tegen het samenwerkingsvoorstel aankijken, heeft immers alles te maken met (het gebrek aan) taalgaranties. Een samenwerking met hun Franstalige collega’s zien ze zitten maar het samenwerkingsakkoord moet voldoende zekerheid bieden op een Nederlandstalige dienstverlening voor de Nederlandstalige Brusselaars.

Dat Nederlandstalige Brusselaars steeds beroep kunnen doen op Nederlandstalige zorgverlening wordt enkel op papier gegarandeerd en dan nog enkel tijdens de officiële wachturen. Liesbet Dhaene reageert teleurgesteld: “In plaats van betere voorwaarden te onderhandelen voor een Nederlandstalige dienstverlening, koos men ervoor om de regels voor de stemming te veranderen zodat de samenwerking doorgedrukt kon worden, onder dezelfde voorwaarden als bij de eerdere stemming. Als doekje tegen het bloeden zouden de huisartsen nu wel een taaltest moeten afleggen. Maar er is geen enkele voorafgaande taaltest bij het telefoon- en onthaalpersoneel. Bovendien is een Nederlandse dienstverlening buiten de officiële wachturen niet gegarandeerd.”