Wat doe je als je jezelf hebt buitengesloten?
‘Bam’, je hoort de voordeur achter je in het slot vallen. Twee stappen verder voel je in je broekzak. Je sleutels. Hè? Ze zitten niet in je broekzak. ‘Chips, ze liggen binnen’, realiseer je je. Een geluk bij een ongeluk, je deur is niet op slot. Dat scheelt alweer bij het openmaken. Maar hoe krijg je ‘m open?
Eigenlijk is het een grote fout die je daar maakte: de voordeur niet op slot draaien. Dat ging niet, want je had je sleutels niet bij je en dat komt nu goed uit. Professionele slotenmakers hebben je voordeur zo open door middel van ‘flipperen’. Maar… als je je voordeur nooit op slot doet, besef dan dat het flipperen ook uitstekend beheerst wordt door inbrekers! Zo leer je een dubbele les: vergeet je sleutels niet, want dan kun je niet meer binnen, maar je kunt je voordeur ook niet op slot draaien.
Jij kunt ook flipperen?
Geneer je niet. Veel mensen trekken gewoon de voordeur achter zich dicht en gaan op pad, zonder ‘m op slot te draaien. Bijzonder onverstandig, want een handige flipperaar heeft de voordeur in twee seconden open. Dat zul je merken als je de slotenmaker laat komen. Wat zeg je? Je maakt de deur zelf wel open? Dat flipperen lukt jou ook wel? Nee. Doe jezelf een lol en begin er niet aan. Je bent niet de eerste en de laatste die zijn bankpasje sloopt bij twintig pogingen de deur ermee te openen.
Niet binnen en niet pinnen
Professionele slotenmakers en ‘professionele inbrekers’ gebruiken geen bankpasje. Ze hebben daar hun eigen, flexibele flipperkaart voor. Daarbij zijn ze getraind. Ze weten hoe ze de flipperkaart door de sponning van de deur moeten laten glijden en of ze daarbij aan de deur moeten trekken of juist duwen. De ene deur is de andere niet. Als je probeert zelf te flipperen met een bankpasje geraak je zeer waarschijnlijk niet binnen en nog waarschijnlijker is je bankpasje naar de gallemiezen geholpen. Dan kun je niet binnen en niet pinnen!
Wrang grapje
De les moge duidelijk zijn: draai je voordeur altijd op slot, want dan kunnen de meest doorgewinterde boeven flipperen tot ze eens ons wegen: ze geraken niet binnen. Goed, om af te kunnen sluiten heb je wel je sleutels nodig, dus die moet je dan niet binnen laten liggen. Wrang grapje natuurlijk, want het overkomt ons allemaal ooit. We trekken de deur dicht, in gedachten verzonken of in alle haast of de deur waait per ongeluk dicht terwijl je de post uit de bus haalt. Kan gebeuren. Dikke pech.
Meer dan meel, gist en water
Maar wat doe je dan, als dat je eens overkomt? Als je vrienden hebt in het inbrekersgilde, kun je hen bellen. Zij hebben je deur zo open. Voor de meeste mensen gaat dat echter niet op. Zij bellen liever direct met hun lokale slotenmaker. Die is zo bij je en heeft de deur binnen enkele seconden open. Zo snel gaat dat.
En ja, dan ben je wat geld kwijt. Zuur geld, leergeld. Maar bedenk je wel: je betaalt niet voor die luttele seconden, je betaalt voor de vakkundigheid en de ervaring van de slotenmaker én zijn bereidwilligheid om direct naar je toe te komen. Zie het maar zo: als je een brood haalt, betaal je ook niet louter voor het meel, gist en water, maar ook voor zijn energiekosten, het winkelmeisje en het feit dat hij om 4 uur is opgestaan om jouw brood te bakken…