Minister Guy Vanhengel bij het overlijden van Marc Sleen: “Hij maakte met stripfiguur Nero de Brusselaar heel herkenbaar”
“Na het recente overlijden van Toots Thielemans, zijn we opnieuw een groot icoon kwijt. Met het overlijden van Marc Sleen verliezen we weer een uitzonderlijk man die veel voor het imago van ons land, voor de stripwereld in Brussel en in ons land in het bijzonder, en daarbuiten, betekende”, zo reageert minister van het Brussels Gewest Guy Vanhengel bij het overlijden van Ridder Marc Sleen.
“Ridder Sleen tekende strips voor iedereen, voor jong en oud. Tijdloos en voor alle generaties. Een dubbele bodem met spitsvondige, verdoken en soms zelfs een beetje stoute verwijzingen naar de politiek, zijn bijzonder ‘eigen’ aan de Nero-reeksen. Maar ook zijn andere tekenprestaties waren erg populair: de Lustige Kapoentjes, Piet Fluwijn en Bolleke.
Zoals vele Belgen groeide ik ook op met strips. Als kind kreeg ik mijn eerste Nero-verhaal in handen, ik las ze natuurlijk op het niveau van het vertelselke, de kolder, de sympathieke en zeer uiteenlopende figuren. Als kleine ket groeide ik op met de volkse, kei-sympathieke figuren die Marc Sleen tekende, als volwassen stripliefhebber ontdekte ik er heel andere snoepjes in, dan de traditionele wafelenbak waarmee Sleen zijn Nero-albums eindigde.
Als volwassene zag ik er ook politieke karikaturen in, ontdekte gebeurtenissen uit het “Belgiekske” of uit de grote wereld die zijdelings mee het verhaal volume gaven.
Erfgoed in goede handen
We zijn Ridder Marc heel dankbaar dat hij ons deze pareltjes van de negende kunst heeft nagelaten en dat we hem vanuit ons beleid altijd hebben ondersteund. Hij was een belangrijk uithangbord voor de promotie van de strip in het Brussels Gewest. Ik verwijs daarbij naar de Stichting Marc Sleen waar we inmiddels, behalve de permanente collectie, tal van tijdelijke tentoonstellingen opgezet hebben. Het erfgoed van Sleen mag niet verloren gaan. Het was dan ook een heuglijke dag toen in 2008 Sleen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn volledig archief van tienduizenden stukken schonk. Een echte schat. De Stichting beheert het archief én museum. Zo verzekerde Marc Sleen de toekomst en de behuizing van zijn geesteskinderen in de Zandstraat. Amper een jaar nadien ging het museum echt open, in aanwezigheid van ons Koning. Mede hierdoor raakte Brussel steeds meer bekend als hoofdstad van het Beeldverhaal. En wij zijn trots met zijn bijdrage aan deze uitstraling van Brussel.
Veelzijdig man
Sleen was een veelzijdig man: reporter, documentairemaker, Afrikakenner, sportverslaggever, sportillustrator, en natuurlijk striptekenaar. Nog in juni jongstleden mochten wij in het museum aan de Zandstraat de tentoonstelling ‘Nero & Co Sport’ openen. Opnieuw mochten we ondervinden hoe veelzijdig de tekenaar Sleen was. Ridder Marc, die er toen helaas al niet meer bij kon zijn, loste de verwachtingen van zijn supporters weer in. Wie dacht dat het nà “Nero in Space”, “Nero aan tafel”, “Nero-rock” en vooral nà “Nero-tica”, onmogelijk was om zichzelf weer te overtreffen, laat staan nog een nieuwe invalshoek te vinden, “eh bien” die vergiste zich! Het ‘verzameld werk’ van Marc Sleen bleek nog altijd zoals een kaartspel dat ge steeds weer kunt “her-steken”.
Nero, de anti-held, de Brusselse ‘ket’
Voor mij blijft vooral Nero als Brusselaar een heel bijzondere figuur, de anti-held bij uitstek, met wie een Brusselse ‘ket’ zich kan identificeren. Net als met al de andere figuren die een voor de Brusselaar herkenbare wereld bevolken. De wereld van ‘je suis chemin’ als letterlijke vertaling van ‘en waailie weg’, de wereld van “Als het hier nog lang zal duren zal het hier rap gedaan zijn”.
“Grote klasse!”, zo besluit minister Guy Vanhengel.