...

Het einde van de melkquota: Nieuwe regels

koeHet einde van de melkquota: Nieuwe regels

1 april 2015 betekende het einde van de Europese melkquota, een regulerend instrument dat in 1984 werd ingevoerd als maatregel tegen de overproductie die de ‘boterberg’ en het ‘melkmeer’ hadden veroorzaakt. De markt zal nu voor het eerst in 30 jaar zelf de geproduceerde melkhoeveelheden bepalen. Zijn de Franse melkveehouders er klaar voor? Zal de afschaffing van de melkquota de melkproducenten in staat stellen de snel groeiende Aziatische markten te bevoorraden? Of aan de grote vraag naar bioproducten te voldoen?

Dominante positie in de Europese Unie
De wereldwijde productie, gestimuleerd door de groei van de opkomende economieën, is in de voorbije 30 jaar met 56% gestegen. In de Europese Unie daalde het verbruik tussen 2008 en 2013 met 2% maar werd de sector gesteund door het dynamisme van zijn export. Duitsland is de grootste Europese producent, met 22% van de totale productie, gevolgd door Frankrijk (17%) en het Verenigd Koninkrijk (10%).

Op wereldschaal is Frankrijk, met de 8ste plaats, eveneens een leider. De voorbije dertig jaar heeft de sector een aantal rationalisaties gekend die een daling van het aantal bedrijven en een snelle verbetering van de productiviteit hebben veroorzaakt. Bovendien waren de bedrijven in 1983 over heel Frankrijk verspreid en hebben de rationalisaties tot een grotere geografische concentratie geleid. In 2013 was de melkproductie in het westen van Frankrijk goed voor 6,8% van de totale productie van de EU.

Een laag insolventieniveau maar een door de volatiliteit van prijzen en kosten ondermijnde sector
De bedrijfsinsolventies in de Franse zuivelsector werden gekenmerkt door een grotere proportie melkveehouders. Dit werd echter gemilderd door de subsidies die de meeste van deze bedrijven ontvangen. De bedrijven van de sector hebben een veel lager insolventiecijfer dan het Franse gemiddelde, namelijk 0,38% tegenover 2,54%.

De sector is echter sterk blootgesteld aan de volatiliteit van de prijzen en de kosten, de grootste onzekerheidsfactoren in het beheer van een melkveebedrijf. Hij wordt ook gekenmerkt door productiemodellen die verschillen van hun tegenhangers in andere Europese landen. De heuvelboerderijen en gemengde veeteeltbedrijven zijn gevoeliger voor prijsschommelingen dan de veehouders op goede vlakke landbouwgrond. Geen enkel van deze modellen garandeert echter zonder subsidies een voldoende rentabiliteit. Daarom zijn de veehouders zo bang voor mogelijke prijsdalingen.

Bestaande strategieën en toekomstige ontwikkeling
Ten eerste zou een exportoffensief om nieuwe markten te veroveren Frankrijk ten goede komen. Het land is internationaal goed geplaatst en heeft een positieve handelsbalans en een reputatie voor producten van hoge kwaliteit. In de opkomende economieën en vooral in Azië groeit de vraag van de consumenten naar zuivelproducten. Bovendien hebben zuivelproducten een hoge inkomenselasticiteit: een bescheiden stijging van de inkomens leidt tot een sterke stijging van de vraag.

Ten tweede zal de verticale integratie van de productie/verwerking/distributieprocessen de operators helpen om hun marges in stand te houden. Frankrijk heeft veel manoeuvreerruimte in termen van de directe verkoop, die momenteel amper 3,3% van de totale omzet vertegenwoordigt.

Ten slotte blijft de verhouding landbouwgrond met biocertificering in Frankrijk weliswaar laag (vergeleken met de concurrenten), maar is ze sinds 2005 aan het stijgen. De Franse landbouwers hebben meer tijd nodig gehad om dit segment te benutten. Toch is het aantal melkrunderen met biocertificering de afgelopen tien jaar verdubbeld. Deze trend is een positief signaal, want hij betekent dat meer en meer Franse consumenten bereid zijn meer te betalen om gezonder te eten.