“Slecht bestuur”, zo noemt N-VA parlementslid Johan Van den Driessche de wijze waarop het Brussels Hoofdstedelijk Parlement vandaag haar nieuwe griffier heeft benoemd. “De gevolgde selectieprocedure is hoogst betwistbaar en de reflex voor goed bestuur ontbreekt hier volledig. Ik vrees echt voor een procedureslag. Dit zal een negatief effect hebben op het personeelsbeleid en het goed en vlot beheer van de parlementaire diensten”.
De functie van griffier in een parlement is te vergelijken met die van directeur in een dienstenbedrijf. Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement stelt zo’n 130 mensen tewerk die ervoor zorgen dat het parlementaire werk vlot verloopt.
Vanaf de start al, 13 maanden geleden intussen, liep de selectieprocedure voor een nieuwe griffier mank. Zo zijn de bepalingen voor kandidatuurstelling en selectieprocedure enkel door een groepje van ingewijden uit het bureau vastgelegd. Specialisten zijn nochtans van mening dat dit alleen door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement zelf kan worden bepaald. Daarnaast konden enkel ambtenaren van een bepaald niveau uit één van de Belgische parlementen zich kandidaat stellen. Helemaal arbitrair is het feit dat de kandidaat reeds op de datum van 1 maart 2009 benoemd diende te zijn in zo’n functie. De grondwet heeft het nochtans over “het recht van gelijke toegang tot het openbaar ambt” waar hiervan dus geen sprake is. De griffier is te vergelijken met een topambtenaar en het is de algemene regel dat een vacature voor een topambtenaar ook extern wordt opengesteld. Op die wijze krijgt men meer variatie in de kandidaturen wat het keuzeproces ten goede komt. Ook viel de termijn voor kandidaatstelling samen met de krokusvakantie en bestond deze uit slechts 10 werkdagen. Dit kan bezwaarlijk als een redelijke termijn beschouwd worden. Mede door een beperkte communicatie van de vacature heeft hierdoor zelfs de dienstdoende adjunct-griffier – een Nederlandstalige- niet de gelegenheid gehad om zich kandidaat te stellen. Bovendien zijn er onvoldoende garanties dat de nieuwe griffier voldoende kennis heeft van de tweede landstaal. De mondelinge taalkennis zou “beoordeeld” zijn tijdens de hoorzittingen, maar dit is niet het geval voor de schriftelijke kennis. Een griffier dient immers functioneel tweetalig te zijn zowel naar zijn personeel toe als voor het goed verloop van de werkzaamheden.
Het gevolg is een totale mismeestering van deze aanwerving. Het staat bijna in de sterren geschreven dat personen die de kans niet hebben gehad zich kandidaat te stellen of afgewezen werden, deze benoemingsbeslissing zullen aanvechten bij de Raad van State. “Op die wijze geven alle betrokken politieke partijen PS, cdH, FDF, Ecolo, Open VLD, CD&V, Sp.a en Groen, de boodschap dat goed bestuur niet belangrijk is, brengen zij het vlot verloop van de parlementaire diensten in gevaar en geeft dit de schijn dat favoritisme in het spel is”. aldus Johan Van den Driessche.